PowerPoint is een veelgebruikt programma voor het maken en geven van presentaties. Het gebruik van de juiste kleuren, lettertypes, plaatjes en tekst bepalen voor een groot deel hoe jouw presentatie overkomt.
Daarom wat handige tips:
*Voor presentaties op een groot scherm is een donkere achtergrond met een lichte letter het meest geschikt. Vermijd een witte achtergrond met zwarte letters; mensen kunnen hier niet lang naar kijken. Wanneer letters en achtergrond bijna dezelfde kleur hebben is de presentatie onleesbaar.
*Zorg ervoor dat de achtergrond rustig is. Het liefst één kleur. Verwerkt je wel een plaatje in de achtergrond, doe dat dan op een zodanige manier dat het bijna niet zichtbaar is anders heeft het te veel invloed op de leesbaarheid van de tekst. En de bedoeling is dat mensen ook de tekst kunnen lezen.
*Gebruik zo weinig mogelijk kleuren in de tekst. Bij gebruik van meerdere kleuren gaan mensen zich afvragen waarom dat is en verdwijnt de aandacht. De regel is niet meer dan twee kleuren per dia en niet meer dan drie kleuren per presentatie. Maak alleen onderscheid in kleur tussen bijvoorbeeld titel en tekst, maar niet binnen de tekst of tussen dia’s. Gebruik geen verschillende lettertypes.
*Gebruik zo min mogelijk tekst. Maximaal 7 regels per dia. Niet meer! Het is dan niet meer duidelijk en overzichtelijk.
*Gebruik grote en duidelijke letters. Mensen moeten je tekst op je dia goed kunnen lezen. Gebruik daarom maar één soort lettertype, liefst 24 of groter.
*Gebruik animatie en overgangseffecten met mate; niet meer dan twee of drie verschillende soorten effecten per presentatie, en niet meer dan één per dia. Anders wordt de presentatie veel onrustig.
*Gebruik beelden. Een presentatie met alleen maar tekst is saai en blijft niet hangen. Gebruik daarom beelden zoals plaatjes, grafieken en foto’s die de inhoud van je tekst ondersteunen. Overdrijf daarbij niet en gebruik niet meer dan twee plaatjes per dia. Ook hier geldt dat de hoeveelheid informatie per dia niet te groot mag zijn.
Waarom presenteren???
Het wordt in de onze maatschappij steeds belangrijker om jezelf of een onderwerp goed te presenteren. Daar gaan we hier alvast op een redelijk “veilige” manier mee oefenen.
Waar moet een goede presentatie aanvoldoen????
* Zorg voor een goede voorbereiding.
* Spreek met elkaar af wie wat gaat doen.
* Zorg ervoor dat de informatie die je vertelt interessant is. Vertel wat nieuws.
* Zoek plaatjes op over het onderwerp, maak eventueel foto’s op het bord of maak een tekening.
* Maak een duidelijke taakverdeling: wie zegt wat/wie doet wat.
Je kunt je informatie op verschillende manieren vertellen:
Je kan je klasgenoten er bij betrekken:
*Mensen willen betrokken worden. Dit is de manier om ervoor te zorgen dat je publiek het onthoudt. Als je luisteraars actief betrekt, wordt je presentatie ook voor jezelf leuker en gaat de tijd sneller.
Er zijn talloze manieren te bedenken om mensen actief te betrekken. Welke manier de meest geschikte is, hangt af van doelgroep, doel en thema. Je moet aan het einde altijd mensen gelegenheid te geven om vragen te stellen.
Je kunt om je presentatie leuker te maken bijvoorbeeld:
*Kruiswoordpuzzel maken.
* Woordpuzzel maken.
*Een tekening over het onderwerp laten maken.
*Een spelletje over dit onderwerp etc.
*Je stelt een vraag en gooit een bal. Degene die’m vangt geeft het antwoord en mag een nieuwe vraag stellen. Degene die de bal weer vangt, antwoordt etc. etc.
*Stellingen maken:
-Laat voor- of tegenstanders de vinger opsteken.
-Laat buren er met elkaar over discussiëren.
Waar moet je opletten bij je houding?
Let op je handen: Als je je handen stil wilt houden is het gevaar dat je gaat zoeken naar steun bijvoorbeeld een tafel of een ander voorwerp waaraan “ze” zich kunnen vasthouden. Het is goed om tijdens de presentatie van houdingen te wisselen. Let tijdens de presentatie ook op je voeten. Met je voeten bepaal je namelijk de stevigheid en stabiliteit. Het kruisen van je enkels kan duiden op onzekerheid en geslotenheid. Zet je voeten iets meer uit elkaar en verdeel het gewicht over beide benen. Je houdt het staan langer vol en door deze houding aan te wennen voorkom je ook het zenuwachtig overkomende heen en weer “wippen.”
Maak oogcontact met de hele groep. Richt je niet op een persoon of kijk niet naar de vloer.
Samenwerken:
Bespreek en maak afspraken welk doel je wilt bereiken met de presentatie.
Maak duidelijke afspraken over de taakverdeling en spreek af wanneer wat klaar is.
Maak goede afspraken over de opbouw van de presentatie (kop, romp, staart)
Zorg voor een duidelijke structuur in je presentatie.
Maak een tijdsplanning. (inleiding, presenteren, samenvatting)
Sta open voor feedback van je mede –studenten.
Het gebruik van de ruimte:
Het is prettig om de stoelen in een halve kring neer te zetten. Zelf neem je met het je groepje een plaats in het midden van het open deel van deze kring in. Hierdoor heb je een centrale plaats waaruit je iedereen van de klas gemakkelijk kan aankijken. De halve kring- opstelling zorgt ervoor dat mede –klasgenoten, bijvoorbeeld wanneer een van hen een vraag stelt, zich ook makkelijker op elkaar kunnen richten. Dit nodigt uit tot een actieve deelname.
Het is handiger om te staan dan om te zitten. Als je staat ben je goed te zien en het geeft je de mogelijkheid om te bewegen en het veranderen van positie. Dit houdt de presentatie ook levendig.
Ondersteunende gebaren:
Het is goed om tijdens de presentatie gebruik te maken van ondersteunende gebaren. Je moet er wel opletten welke gebaren je maakt. Het is bijvoorbeeld goed om je zinnen te ondersteunen met een naar vorengerichte open handpalm(en). Dit geeft eerlijkheid en openheid weer. Niet wijzen, een wijsvinger geeft daartegen het gevoel als een beschuldiging. Om nu precies te weten welke gebaren je wel of niet te gebruiken, is het handig om te kijken hoe jij je voelt tijdens een presentatie van een ander. Let er eens op hoe jij je voelt wanneer er bepaalde gebaren worden gemaakt. Je eigen gevoel is je graadmeter. Hierdoor zal je er zelf sneller achter komen welke gebaren je nou juist wel en niet moet maken.
Intonatie:
Je stem is ook een belangrijk hulpmiddel tijdens de presentatie. Je kunt er niet alleen woorden mee uitspreken, maar met behulp van intonatie kun je accent en levendigheid in je presentatie brengen. Je kunt er iets mee accentueren of afzwakken. Het afwisselen van volume en toonhoogte maakt de presentatie levendig.
Houding:
Let op je handen: Als je je handen stil wilt houden is het gevaar dat je gaat zoeken naar steun bijvoorbeeld een tafel of een ander voorwerp waaraan “ze” zich kunnen vasthouden, ze zoeken elkaar. Hierdoor ontstaan vaak gesloten houdingen. Een verkrampte of onrustige houding kunnen de aandacht en concentratie bij de luisteraars wegnemen. Doe je armen niet over elkaar, dit kan duiden op geslotenheid. De luisteraars zullen automatisch deze houding gaan spiegelen en zullen hierdoor minder openstaan voor de presentatie.
Als je je handen je je broekzak houdt kan dit voor de groep nonchalant, ongeïnteresseerd, onverschillig of dominant over kunnen komen. Net als de handen op de heupen en vooral als je daarbij naar voren leunt kan op de groep als uitdagend, eigenwijs of zelfs agressief over komen. Het kan de indruk geven van; “ ik weet het beter”. De luisteraars zullen zich hierdoor sneller in de verdediging op stellen. Een hand op de heup of een hand een zak heeft een ander effect dan beide handen. Het is goed om tijdens de presentatie van houdingen te wisselen. Let tijdens de presentatie ook op je voeten. Met je voeten bepaal je namelijk de stevigheid en stabiliteit. Het kruizen van je enkels kan duiden op onzekerheid en geslotenheid. Zet je voeten iets meer uit elkaar en verdeel het gewicht over beide benen. (door deze houding aan te wennen voorkom je ook het zenuwachtig overkomende heen en weer “wippen”) Let erop dat je non-verbale communicatie klopt bij wat je zegt. Maak oogcontact met de hele groep. Richt je niet op een persoon of kijk niet naar de vloer.
Het letten op Non-verbale feedback van je luisteraars:
Het is belangrijk om te letten op de lichaamstaal van de luisteraars. Aan de manier waarop ze zitten, kijken, bewegen kun je een indruk krijgen van hoe het verhaal op hen overkomt. Zitten ze onderuitgezakt of rechtop? Hebben ze een open houding of zitten ze met hun armen over elkaar. Waar is hun blik op gericht? Op de gene die aan het woord is of op de vloer? Bewust zijn van de lichaamsstaal van de luisteraars geeft je de mogelijkheid om de presentatie te sturen. Zo kun je bijvoorbeeld door wisseling van stemvolume of het maken van een humoristische opmerking de aandacht weer op je vestigen.
Reflecteren begint met het kijken naar je eigen gedrag. Je bent bereid jouw
denken, voelen en handelen te onderzoeken. Je reflecteert op je gedrag
in een bepaalde situatie, bijvoorbeeld na het maken van een opdracht. Wanneer je je bewust bent van een situatie waarop je wilt reflecteren, ga je jezelf vragen stellen over jouw gedrag in die situatie.
Hoe meer vragen je jezelf stelt, hoe meer antwoorden je jezelf kunt
geven.
Voorbeeld vragen die je jezelf kan stellen:
- Hoe vind ik dat je hebt gewerkt en waarom vind je dat?
- Ben je tevreden over hoe je aan de opdracht hebt gewerkt? En vooral waarom ben je dat wel of waarom niet?
- Wat ging er goed? en leg duidelijk uit waarom je dat goed vond gaan.
- Wat ging er minder goed en hoe komt dat?
- Hoe kan je ervoor zorgen dat je dit de volgende keer je niet overkomt?
- Hoe verliep de samenwerking? (taakverdeling, contact, overleg etc.)
- Wat heb je van de opdracht geleerd? En hoe kan je dit in andere situaties gebruiken?