1. Interpersoonlijk competent
- 1.1a Ik beheers sociale en communicatieve vaardigheden zoals gespreksvaardigheden, luistervaardigheden, feedbackvaardigheden.
- 1.1b Ik kan sociale interacties in een klas herkennen en verklaren.
- 1.2a Ik schep een klimaat voor samenwerking met de leerlingen en tussen de leerlingen onderling.
- 1.2b Ik spreek leerlingen aan op ongewenst gedrag en stimuleer gewenst gedrag.
- 1.3a Ik maak leerlingen medeverantwoordelijk voor een goed werk- en leefklimaat in de klas.
2. Pedagogisch competent
- 2.1a Ik heb een beeld van de leef- en belevingswereld van 12-18 jarigen.
- 2.2a Ik stem mijn taalgebruik en omgangsvormen af op mijn leerlingen.
- 2.2b Ik stimuleer zelfstandigheid en initiatief van leerlingen.
- 2.2c Ik herken en houd rekening met verschillen tussen leerlingen.
- 2.3a Ik signaleer ontwikkelings- of gedragsproblemen bij leerlingen en laat zien dat ik hiermee in mijn onderwijs rekening houdt.
3. Vakinhoudelijk & didactisch competent
- 3.1a In kan onderwijsactiviteiten voorbereiden en geven waarbij ik de vakinhoudelijke en didactische keuzes die ik gemaakt heb onderbouw.
- 3.2a Ik kan evaluatiemiddelen (proefwerken, enquêtes e.d.) ontwerpen en gebruiken om te bepalen of leerlingen voldoende hebben geleerd en of mijn onderwijs effectief is geweest.
- 3.2b Ik maak bij mijn onderwijs gebruik van moderne middelen, waaronder ICT.
- 3.2c Ik laat zien dat ik bij het ontwerpen en uitvoeren van mijn onderwijs rekening houd met verschillen tussen de leerlingen.
- 3.3a Ik signaleer ontwikkelings- of gedragsproblemen bij leerlingen en laat zien dat ik hiermee in mijn onderwijs rekening houd.
4. Organisatorisch competent
- 4.1a Ik kan plannen en structureren.
- 4.2a Ik maak werkbare afspraken met de leerlingen en hanteer die consequent.
- 4.2b Ik organiseer de praktische kant van mijn onderwijs (leermiddelen, ICT, inrichting lokaal etc.) effectief en efficiënt.
- 4.3a Ik houd voor mijn onderwijs een lange termijn planning aan die bij de leerlingen bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen.
5. Competent in het samenwerken met collega’s
- 5.1a Ik kan – in verschillende rollen – samenwerken in een team.
- 5.2a Ik geef en ontvang collegiale feedback.
- 5.2b Ik ontwikkel samen met collega’s (al dan niet vakoverstijgend) onderwijsmateriaal en ben betrokken bij het gebruik daarvan.
- 5.3a Ik werk met collega’s samen aan de ontwikkeling en verbetering van mijn school.
6. Competent in het samenwerken met de omgeving
- 6.1a Ik heb een globaal beeld van de verschillende partijen waarmee de school contact onderhoudt.
- 6.2a Ik heb met ouders van leerlingen en andere betrokkenen contact over het functioneren van die leerlingen.
- 6.2b Ik ben op de hoogte van maatschappelijke ontwikkelingen en geef die een plaats binnen mijn onderwijs.
- 6.3a Ik neem op een constructieve manier deel aan verschillende vormen van overleg met mensen en instellingen buiten de school.
7. Competent in reflectie en ontwikkeling
- 7.1a Ik kan reflecteren op mijn eigen professionele ontwikkeling en studiegedrag.
- 7.2a Ik maak gebruik van feedback van leerlingen en collega’s om mezelf als docent te ontwikkelen.
- 7.2b Ik kan een onderzoek opzetten en uitvoeren t.b.v. mijn eigen professionele ontwikkeling.
- 7.3a Ik stem mijn professionele ontwikkeling af op ontwikkelingen in de school.
- 7.3b Ik kan wat ik als docent doe en wil verantwoorden vanuit een goed doordachte visie op het beroep en mijn taken in de uitoefening daarvan.